Het fatale moeten.
Haar ontdekking, wat had ze die
graag met Verna willen bespreken. Zij was sterk in het
projecteren van ontwikkelingen in de toekomst, had een geweldige fantasie, maar
was ook een enorme flapuit. Dan werd het dus wel gemene zaken. Maar waar zou het
volgens haar allemaal op uitkomen? De mannen weer terug op hun oorspronkelijke
niveau. Maar in een uitvoering die het mannelijk syndroom definitief zou
elimineren. De echte man zou uitsterven, net zoals veel hun voorfamilies. Hun
huidige positie hadden zichzelf aangedaan. Deze kregen ze door haar
gepresenteerd. Terwijl zij vrouwen toch al de gebeten hond waren als het om dat
fatale ging.
Als puber was haar al eindeloos
verhaald over die voor hen zo fatale afgang, door haar moeder. Die als lid van
de normcommissie ‘voortplanting’ betrokken was geweest bij de zoveelste
bezinning op die norm. Al hun technisch en maatschappelijk doen en laten was
gereglementeerd en genormaliseerd, dus ook hun voortplanting. Met vrijwel alle
wetenschappen en de daarop gebaseerde technieken, wetten, regels door de
millennia heen uitgeëvolueerd, kwamen de meeste normen niet meer tot herziening.
Maar bezinning erop bleef verplicht, volgens de daarvoor geldende norm. Elke
generatie was er een van nieuwe mensen en de juiste afstemming daarop moest
gegarandeerd blijven. Reglementair ontwaakten alle normcommissie eens in de tien
jaar, om dat te toetsen, en dan te constateren dat ze weer rustig konden gaan
slapen, de mensheid zichzelf eveneens had geconsolideerd, dat ook die kennelijk
op een evolutionair einddoel zat. De politiek die deze normen had te
bekrachtigen bleef dan ook vrijwel comateus.
Maar niet helemaal. Met alles sociaal op
orde, juridisch veilig en rechtvaardig, economisch eerlijk en naar ieders
waarde, technisch alles volmaakt afgestemd op de markten met praktisch volmaakte
reglementering, bleef de voortplanting van de mens een gevoelig onderwerp en
daardoor continu in discussie. Door dat eens fatale moeten van die mannen tevens
een van het ‘Genoom Generaal’ met haar regionale ‘Diensten Selectie’. Het
discours over dit onderwerp bleef beladen met gevoelens, gewetens, religies,
ideologieën.
Na het fatale was vrij snel een
praktisch besluit genomen om de gevolgen daarvan te beperken, en wel via die
‘Diensten Selectie’. Maar hun kunstmatig en vrij kostbaar geknutsel bleef wrevel
oproepen. Die willekeurige tien in plaats van het natuurlijke drieëndertigeneenderde maakte de politiek dan ook geregeld
klaarwakker. Inmiddels zelf werkzaam in een van de regio’s van de ‘Dienst
Selectie’ werd ze dan betrokken bij deze gewetensstrijd tussen dat mogelijke te
moeten en de natuur z’n gang laten gaan. Daarin zou haar vinding ongetwijfeld
een enorm tumult veroorzaken en zelfs een totaal nieuwe norm ‘voortplanting’
noodzakelijk maken. Mocht zij dit de consolidatie aandoen?
Bij de laatste bezinning was het
gebruik van filters weer eens aan de orde geweest. Binnen strikte regels mochten
die worden toegepast. Als vrij subjectieve duidingen van aard en karakter van de
mens bleven ze echter omstreden. Ze hadden een wetenschappelijke grondslag, maar
een die zich makkelijk naar eigen zin liet manipuleren. Daarom waren ze erg in
en eens in de norm gekomen. Voortplanting moest leuk blijven, en dat was het met
die filters. Een rationeel kritische minderheid bleef hardnekkig tegen. Maar die
minderheid was er al eeuwen en had zich dus ook geconsolideerd. Iedere keer als
die zich roerde, maakte ze alleen maar reclame voor deze filterinterpretaties.
Ook zij was zich er in gaan verdiepen en had ontdekt hoe fijn spannend ze waren,
dat ze haar creativiteit kwijt kon in hun duidingen. Dit had haar studie
beïnvloed en zo haar beroep bepaald. Op dit vage en deels nog onontgonnen gebied
lagen de uitdagingen die ze elders node miste. En die ze met haar studiemaatje
Verna was aangegaan. Ook die had van jongs af
geweigerd zich wetenschappelijk te laten consolideren.
Inmiddels had ze zich ontplooid
tot een erkend filterexpert die men graag consulteerde. Mede omdat ze zich
makkelijk liet verleiden tot nogal boute stellingen. Te lichtzinnig moest ze nu
constateren. Want daardoor zat ze nu goed in de misère. Met die filters was het
immers begonnen. Even had ze iets te enthousiast wat bijzonders menen te moeten
melden op haar kwek. En wilden ingewijden als Verna,
en misschien ook wel die twee mannen, graag meer daarover weten. Maar wat had ze
concreet waargenomen?
Verna: ‘De
kosmos wil altijd verder, naar de wet van ‘het mogelijke moet mogen’. Tot die
was uitgeëvolueerd, het standpunt van de consolidatie. De afsluiting van een
stormachtige periode, eens heel lang geleden, toen de mens verlicht raakte en
zich openbaarde hoe de wereld echt in elkaar zat en wat voor mogelijkheden die
bood. Een kosmisch willen opdat de verdere evolutie zich voortzette en wel door
de mens heen. Resulterend in de eerste diersoort die zich verlengde met
materiële middelen en verhalen. Een combinatie van genen en verhalen
introduceerde zingeving in de schepping, een zelfbewustzijn dat zich de
schepping ging verbeelden.
Fundamenteel bleef hun wereld een
raadsel, maar praktisch was ze prettig bruikbaar geworden. Door evoluties, die
van nature en die door hen heen, beide op eindwaarden beland. Dat stelde de wet
van hun consolidatie. Waardoor er wetenschappelijk niets meer te beleven viel.
Waarmee zingevers als Vernaen zij niet wensten te
leven. Zij lieten zich door deze consolidatie hun vrijheid niet ontnemen.
‘De ideologie van stop de wereld,
ze is mooi genoeg, die wil geen geschiedenis meer beroofd ons zo van elke
toekomst.’ Ze herinnerde zich nog goed de nacht dat ze het hierover roerend met
elkaar eens waren en zwoeren samen geschiedenis te gaan schrijven. Zij zouden
die stagnatie in praktisch volmaakte saaiheid doorbreken. Weer nuchter en bij de
dagelijkse les waren ze elkaar geregeld blijven plagen met die afspraak. En nu
wist ze wat en durfde ze niet verder, pleegde ze verraad aan die eed. Door dat
zich voortdurend blijven afvragen of weer zo’n mutatie mogelijk was. In haar
beroep kreeg ze te maken met vele variaties, maar tot nu toe alle op bekende
thema’s. Maar gestel dat weer zo’n verrassend iets zich meldde. Best leuk toch
als zij dat zou ontdekken.
Die mutatie van toen, de eerste
die de mens bewust had meebeleefd, nog uit de tijden van onbeperkte expansie,
met nog geen benul van het kosmisch noodwendige menselijke zo nodig moeten. Dat
was achteraf de conclusie, nadat zij vrouwen het even noodwendig moesten
overnemen en weer in goede banen hadden geleid. Niet gemakkelijk geweest maar ze
toch wonderwel gelukt, kennelijk ook al noodwendig bepaald geweest. Zo was het
na die ingreep in hun DNA toch nog goed gekomen. En opdat het altijd zo zou
blijven, die ideologie van de consolidatie.
‘Een veroordeling tot een eeuwig
heden is nooit naar die blinde wil van de schepping. Die verlangt evolutie, en
nu door ons heen, en met als bewijs die mutatie. Vanaf het uur nul van dat voor
mannen zo fatale hadden ze samen geprobeerd zicht te krijgen op die mutatie op
het menselijk DNA. Inmiddels algemeen erkend als een trede omhoog in de evolutie
dan de mensheid. En nu had zij weer zo’n mogelijke stap omhoog waargenomen, een
door Verna begeerde uitweg uit hun toch ook wel heel
leuk heden. Het tot nu toe gezellig samen spelen met gedurfde ideeën was ineens
dodelijke ernst geworden. De kosmos wilde met haar aan de wandel. Met nu ook
grote consequenties voor de vrouw. De route waarlangs had ze zelfs al kunnen
uitschrijven, in haar antieke dagboek. Maar de perspectieven ervan eenmaal
bezien en doorleefd, had ze die bladzijden er meteen uitgescheurd. Voorlopig kon
die aanloop naar verder het beste alleen nog maar bestaan in haar brein. Of was
ze al onontkoombaar, was de eerste aanloop toch al
genomen?
De consequentie toen van hun
vinding hadden zij mannen voorzien noch gewenst. Het was ze gewoon overkomen,
vanuit hun alles zo graag te moeten mogen. Uiteindelijk was het voor alle
partijen toch nog mooi op z’n pootjes terecht gekomen. Maar wel na een periode
met veel gedoe en ten koste van een en ander. Niet nog eens zo’n ongewis
avontuur, was haar eerste reactie geweest.
Maar je had er die al het
mogelijke voluit wilden belijden, dat als een religieuze missie zagen. Wat wij
mensen geopenbaard kreeg was immers de wil van de kosmos. Met het ontwaken van
de bewuste en zingevende mens moest en zou de evolutie daarmee verder. Het
fundamentele geloof in de onverbiddelijke vooruitgang van de schepping naar
steeds hoger en beter. Met als fraai bewijs die manfatale mutatie. Mannen waren
eens nodig geweest om al het mogelijke te ontdekken en tot op en over alle
uitersten heen uit te ontwikkelen. Zij hadden in hun genen die drift tot
grenzeloos almaar meer moeten. En eenmaal daarmee klaar, alles beland op een
finaal eind, toen waren ze overbodig, en brachten ze de vrouwen aan
zet.
Die sprong omhoog toen, dat
verhaal was nooit helemaal duidelijk geworden. De inmiddels ver in het verleden
liggende feiten hadden zich vermengd met fabels over wie de eer toekwam. Waren
het edele milieuactivisten geweest of dierenmoraalridders die deze innovatie
hadden afgedwongen? Of had hun streven naar almaar meer economische efficiëntie
ze er toe verleid? Het was heel onschuldig was begonnen, met een facet in de
bio-industrie, namelijk die van het natuurlijk teveel aan mannelijk. Dat gaf
geen melk, produceerde geen eieren, wilde niet vet worden of leverde onsmakelijk
vlees. En dat in tijden dat elke overbodigheid fataal bedreigend was voor een
bedrijfstak. Het dierlijk mannelijk moest beperkt worden tot het strikt nodige.
Nijvere handen castreerden het als dat de smaak ten goede kwam. Koeien met
overgrote uiers fokten ze met slechts enkele daarop geselecteerde stieren. Deze
steeds dieronvriendelijker veeteelt leidde tot een groeiend ethisch onbehagen.
De genen bewezen inmiddels dat het hierbij ging om onze voorfamilies. Normen en
waarden, die moesten en zouden er ook voor hen komen. In het bedenken daarvan
waren ze meesters. Met hierbij het mannelijk in geding, moest het mogelijk
diervriendelijke beslist mogen. Toen ze die mogelijkheid geopenbaard kregen was
er dan ook geen ontkomen meer aan. Het doel heiligde dit edele moeten. Behalve
voor een aantal fanaten. Maar hun kult van altijd tegen alles in dwarsliggen en
vaag wat anders of helemaal niets willen, was inmiddels verheven tot folklore en
zo gemarginaliseerd. De drang naar kwaliteit voor alles eiste vervolmaking tot
op elk uiterst mogelijke. In een overdaad van welvaart kon niemand zich nog met
minder verenigen en werd gedogen van elk gebrek
onverdraaglijk.
Eén stier op vele weiden met
koeien en schuren vol hennen met nog maar een paar hanen, de wetenschap maakte
het mogelijk. Die kosmische kans mochten ze niet weigeren. Zelfs religieuzen
verklaarden het als de wil van hun hogere intelligentie. Economen beseften dat
deze kans moest. Men kwam dus er gewoon niet onderuit, deze mutatie, want dat
was het.
Deze stap vooruit in de evolutie
zou een zegen zijn voor hun toch al zo gemodificeerde en gemanipuleerde
voorfamilies. Maar koos voor een heel andere doelgroep, en werd pas een zegen
nadat zij het daardoor voor het kregen. Tegenwoordig durfde men deze fase in de
evolutie van de mens als positief noodwendig te waarderen. Zij mannen konden
immers niet anders, waren genetisch daarop geprogrammeerd, tot onderlinge
competitie in dienst van de selectie van de beste genen. Bij de dieren had dit
met de koppen tegen elkaar knallen bijvoorbeeld geresulteerd in dikkopschedels
en hoorndragers. Die kregen zo van nature hun wapens voor de strijd aangereikt.
De manmens moest die zelf verzinnen en was daartoe uitgerust met de ratio en
rede en zo gewapend met wetenschappen en technieken. De geschiedenis van de man
was die van oorlogen. Door de man heen evolueerde de knots voor ordinair schedelknuppelen tot het alles en iedereen vernietigende
wapentuig. Deze hun nageslacht te bedreigende middelen dwong ze wel tot meer
humane methoden voor deze selectie.
En weer bood de kosmos ze volop kansen om te bewijzen wie de vernuftigste was,
technisch de meest innovatieve, economisch de slimste, politiek de machtigste,
met kunst de meest origineler of absurde, met geestelijk schedelknuppelen het absolute gelijk claimen ten koste van
anderen.
Terwijl bij de voorfamilies deze
drift tot bewijzen van nature was begrensd, voor de manmens kon het altijd
hoger, sneller, rijker. Vanuit z’n instinct al het mogelijke te moeten. Een
drift naar die blinde wil van de schepping en een noodwendig voor dat moeten van
de evolutie door de mens heen. Tot die drift tot oververzadiging over elk
uiterst in ascese heen tuimelde en die blinde wil corrigerend optrad met die
fatale mutatie. Die elimineerde hun dominantie en maakte bezinning mogelijk op
wat daarmee was bereikt, introduceerde de fase van de evolutie door de vrouw
heen. Zo waren de gebruikelijk duidingen rond dit gebeuren eens heel lang
geleden. Je had er ook andere, maar dit leek het meest logisch en was leuk
vrouwbevestigend. En die hadden het nu voor het zeggen.
Over de techniek van de mutatie
bestond meer eenduidigheid. Op een natuurlijke wijze komen tot de gewenste man-vrouwelijk-verhouding, dat was de doelstelling. Maar wel
beperkt tot bepaalde voorfamilies. Iedere soort had z’n eigen chromosomen en ook
dat moest dus mogelijk zijn.
Het verschil tussen de geslachten
was een kwestie van X en Y in het geslachtschromosoom. Het vrouwelijk had twee
X-en en het mannelijk één X en één Y. Daardoor gaf een
vrouwelijk eicel altijd een X door en een mannelijk zaadcel een X of een Y. Na
samensmelting resulteerde XX in vrouwelijk en XY in
mannelijk.
Bij de bevruchting van een eicel
won het mannelijk zaadcel met de snelste staart. Ook deze wedloop van het
mannelijk kende slechts één winnaar. Dit gegeven bracht ze op het idee van de
staartstuurstoring, en wel door modificatie van het
staartstuurgen dat de zaadcelstaarten codeerde. Ze
ontdekten de mogelijkheid om de staarten van het mannelijk zaad met een Y een
forse handicap te geven, zodat die met het X in die race overwegend winnaar
werden, er beduidend meer XX en dus vrouwelijk werd verwekt. En van die met een
Y alleen de allerbeste, die met superstaarten. Twee vliegen in een klap, veel
vrouwelijk en weinig maar wel echt sterk mannelijk.
Met een DNA knip en plakvirus
moest deze genetisch correctie erfelijk te realiseren zijn. Even het risico van
een virus, maar daarna zat het beoogde doel wel voor altijd in de soort
gebakken. Een te leuk idee om niet te mogen. En het kwam het welzijn van de hen
dienende voorfamilies ten goede. Gezien de zowel ethische als economisch fraaie
perspectieven was het niet moeilijk investeerders in duurzaamheid hiervoor te
interesseren. De uitvoering werd uiteraard goed voorbereid en met proeven op
veiligheid getest. Virussen waren immers dol op bedenken van varianten die
gevaarlijk konden zijn. Maar met de inmiddels al zo vaak beproefde virusvariatiestuurprogramma’s moest die willekeur te
elimineren zijn. Dank zij de globalisering was het ook niet moeilijk een plek te
vinden waar men niet vies was van enig risico.
Na drie jaar van naarstig pogen en
haast opgeven, manifesteerde zich het beoogde zich. Het leek alsof de virussen
ineens begrepen wat van ze verlangd werd en daarom zelf met de juiste variant
kwamen. Maar wel met een tot op heden nog steeds onbekende. Even leek er hoop op
succes, tot bleek dat het effect tijdelijk was, het virus te snel de geest gaf
en er van enige erfelijkheid geen sprake was. De onderneming liep zo op niets
uit, het durfkapitaal nam snel z’n winst en liet de zaak failliet
gaan.
Dat dit experiment niet in de
vergetelheid geraakte was te danken aan de stampij van gedupeerde beleggers. Die
claimden hun verlies mede bij de milieubeweging die reclame had gemaakt voor dit
project. Dit bracht deze affaire uitgebreid in de media en zo in de archieven.
Maar met schijnbaar niets aan de hand, de belaagde voorfamilies weer in hun oude
doen, de speculanten geen poot om op te staan, bloedde een en ander
dood.
Tot een halve eeuw later
statistisch onderzoek een veranderende man-vrouw-verhouding deed vermoeden. Normaal was dat vrouwen
soms wat achterbleven. De selectie in bepaalde landen op vooral mannen was
bekend en al zo lang geaccepteerd. Maar nu het mannen betrof, in een bepaalde
regio zaten ze rond negentig op honderd, kreeg dit wel aandacht. Eerst wat
lacherig en met ludieke verklaringen. Tot aangrenzende gebieden eveneens
achterstanden noteerden en men zo het epicentrum van dit verschijnsel in het
vizier kreeg. En dat bleek de plek waar men eens met virussen had mogen knoeien.
Alleen, wat er aan de hand was, toen kennelijk toch fout was gegaan, bleef nog
lang onduidelijk.
Uiteraard kwam ook de wetenschap
in actie. Die wist in eerste instantie te vertellen dat een virus niet de
oorzaak kon, want die was niet waar te nemen. En wat je niet zag was nu eenmaal
niet waar. Deze impasse duurde tot een student bio-manipulatie een spellingsfout
op zijn Y waarnam en dit zijn hoogleraar meldde. Die deed dit als belachelijk af
maar controleerde ook het zijne. Dat werd toen de officiële waarneming van een
storing op het mannelijk Y en leverde hem de toen gebruikelijke prijs voor
innovaties op. De heftig protesteerde student zorgde voor een rel die ook dit
feit deed documenteren en voor later vastleggen.
Nu ook de wetenschap de staartstuurstoring verankerd zag op het menselijk DNA kon
men niet meer om de these heen van een mutatie. De man had een nieuwe stap in de
evolutie van de mens gezet, met bizarre gevolgen. Mogelijk toch veroorzaakt door
een virus, maar dat zich hardnekkig weigerde te laten detecteren. Zodra iemand
er mee besmet was en het z’n opdracht had vervuld gaf het kennelijk de geest,
werd uiteindelijk de verklaring. En met inmiddels iedereen ermee allang besmet
was het dus voorgoed verdwenen. Daarmee was tevens een stap terug onmogelijk,
viel ook geen antivirus meer te bedenken.
Met de man op zeventig procent
werd officieel toegegeven dat er sprake was van een mutatie, met blijvende
gevolgen en voorlopig nog ongeneeslijk. Even speelde nog de gedachte de bio-freaken van toen postuum met de daarvoor gebruikelijke
prijs te eren. Tenslotte was het wel een uiterst unieke vinding geweest. Maar
toen men statistisch moest noteren hoe de mutatie zich als een veenbrand globaliseerde, men de uiteindelijke limiet voor de
verhouding had becijferd op drieendertigeneenderde,
annuleerden de inmiddels dominant geworden vrouwen dit idee uit piëteit voor de
man, beslisten zij dat er niets te vieren viel, dat ze zich beter konden
concentreren op maatregelen om dit onzalige proces in te
dammen.
Dat het mutatievirus een
uitgesproken voorkeur had voor de mens en alle voorfamilies ongemoeid liet bleef
lang een raadsel. Tot evolutiedeskundigen het kosmisch logische hiervan
aantoonden. Dieren hadden deze correctie helemaal niet nodig, zij regelden
immers het mannelijk te veel van nature, met hun dikkopdrift en de daarbij
behorende wapens. Bij hen kwamen alleen de sterkste mannetjes tot paren en
werden de verliezers tot wijken gedwongen en opgeruimd door daarop
gespecialiseerde dieren. Alle voorfamilies hadden al een natuurlijk systeem voor
selectie van hun genen en voor het gezond houden van de soort. De mens had zijn
systeem van kwaliteitsbeheersing van het menselijk genoom echter ernstig
ontregeld. Zijn gezondheidszorg was mede gericht op het behoud van het
onvolmaakte. Daarin werden praktijken als van hyena’s fel bestreden. Mannelijke
winnaars lieten wijkers in organisaties voor ze
werken, hadden hiërarchieën met vele niveaus voor subwinnaars, hielpen ze zo te
overleven en zich onbeperkt voort te planten. Bij de mens bleven ook de
inferieure genen zich ongehinderd vermenigvuldigen. Logisch dat deze ontsporing
in het onvolmaakte kosmisch resulteerde in een oplossing. Die zich even logisch
door het mannelijk heen moest manifesteren. Dat was immers gepredestineerd tot
innovaties tot over alle uitersten heen en dus ook deze. Omdat dieren een
dergelijke stap in hun evolutie niet nodig hadden en de mens wel, werkte het
virus alleen op hun DNA. Dat werd uiteindelijk als de meest volmaakte these voor
dit onderwerp aanvaard. Voor het eerst in z’n bestaan had de mensheid een
mutatie ondergaan, en ook nog door zichzelf heen. Met als doel voor deze hogere
orde in het dierenrijk de gewenste regeling voor zowel de kwaliteitsbeheersing
van z’n genoom als de reductie van z’n mannelijke driftsyndroom. De man bleef
behouden, zuiverder en sterker, maar beperkt tot het strikt noodzakelijke, werd
een uiterste in ascese.
Jaarlijkse metingen volgden dit
proces nu nauwgezet. Toen die een finale stabilisatie op eenendertigeneenderde almaar herbevestigden, kwam een actie
op gang deze toch wel erg drastische reductie van hun mannen te temperen. Ook
dit was mogelijk, leek wenselijk en moest dus mogen. Met de mannen op één op
vijf besliste een wereldwijde meerderheid tot consolidatie op uiterlijk één op
tien. Dat zou hun grens worden en de kosmos had daarmee maar te leven. De mens
had altijd nog de vrijheid om terug te koppelen op wat door hem of haar
gebeurde. Ook deze stabilisatie moest door de mens heen en in dit geval dus door
de vrouw. Het uitvoerend orgaan werd het ‘Genoom Generaal’, het internationaal
instituut voor de bewaking en het behoud van het menselijk genoom en de morele
doelstelling: ‘dit nooit meer’. Met de afdeling het ‘Selectie Generaal’ voor de
techniek van de consolidatie, het behouden
van de man op één op tien. Die deze selectie had gedelegeerd aan een
groot aantal regionale diensten. Zowel Estrice als
Verna hadden in een daarvan carrière
gemaakt.
De man bestond nu bij de gratie
van de vrouw. Tweehonderd jaar na het begin van hun fatale afgang wilden ook zij
dit wel weten, toen die bizarre verhouding niet meer te ontkennen viel, ze het
best leuk begonnen te vinden, ook zij inzagen dat hun innovatiedrift over alle
uitersten heen niet in alle opzichten zinvol was geweest, ze zich tevreden
konden neerleggen met dit kosmisch ingrijpen, steeds meer zin kregen in hun
nieuwe opgave. Het zelfmoordcijfer onder mannen daalde
spectaculair.
Omdat de vrouwen het vrijwel
alleen voor het zeggen kregen, daar niet meer onderuit konden, moesten zij ook
maatschappelijk een en ander op orde zien te krijgen. Economie en technieken nog
steeds gericht op tomeloze groei deden het milieu daarop agressief allergisch
reageren. Met het mensgrensdraagvermogen van de aarde
ver was overschreden legden steeds meer voorfamilies het lootje. Het einde van
de mensheid leek een realiteit. Niet alleen fundamenteel pessimisten maar ook
serieuze wetenschappers geloofden daar nu in. Religies bereidden zich weer voor
op de viering van het echte einde der tijden. Het was duidelijk: het moest
anders en beter, het werd tijd voor hervorming. Met de mannen één op tien konden
ze daar niet meer onderuit, stelden ze zich, en met verrassend resultaat. Met
hun instinct voor zorgen en hoeden trimden ze de economie tot op praktisch en
gewoon genoeg. Van de werkvloer, van nijvere maar onderbetaalde vingers, meestal
de hunne, wisten ze alles. Die vervingen ze door robots. Al het vertoon van
mannelijk dikkopdrift schreven ze af, of lieten ze als monument over aan de tand
des tijd. Als vrouw hadden ze aan een leuk nest vol genoeg. Hun aangeboren
nesteldrift kwam uit op bezitten naar behoefte en behagen en zo op duurzaamheid.
Met hen aan het bewind groeide de erfenis over de generaties enorm. In feite
hadden ze dan ook alles al. En voor zover dat gezamenlijk verdiend, verdeelden
ze die overeenkomstig. Na nog geen eeuw beschikte iedereen zo over een royale
basis voor zelfontplooiing.
Daarbij hielden ze hun mannen op
een niveau dat zij leuk vonden en gemakkelijk dachten aan te kunnen, die één op
tien. De opdracht voor het ‘Selectie Generaal’, het beletten van hun verder
afglijden beletten en bewaken van hun kwaliteit. En als je ze toch moest
selecteren waarom dan niet meteen goed afstemmen op hun markten. Wat zij eens
aan veredeling van dieren hadden uitgevonden, kwam ze nu zelf volledig ten
goede.
Deze toch wel vrij willekeurige
keuze voor één op tien hield wel bij mannen de legende levend dat zij vrouwen
daarmee ook hun afgang consolideerden. Want waarom die selectie niet tot op het
oude niveau van één op één? Moest toch ook mogelijk zijn, en dan moeten mogen.
Tevens bleef de illusie levend dat die fatale mutatie teniet kon worden gedaan,
iets was als een ziekte, waarvoor alleen nog het juiste medicijn gezocht moest
worden. Maar de eveneens door vrouwen beheerste wetenschappen hadden nergens die
doelstelling. En de mannen naar hun smaken geselecteerd, die miste het daarvoor
benodigde talent. Nogal wat mannen voelden zich dan ook geselecteerd op
misbruik. In de eerste barre tijden van hun schrik, direct na het debacle, in
toenemende mate afhankelijk van hun welwillendheid, pasten dergelijke gedachten
nauwelijks. Toen liet hun instinct ze veilig wijken voor het actueel sterkere,
de vrouw. Maar inmiddels vrij van alle zorgen en zeker van hun positie
manifesteerden dit soort wensdromen zich geregeld. Met in de genen nog steeds
die drang zich te willen bewijzen bleef de man een
bedreiging.
Gedurende een korte periode
bedacht het schaars mannelijk zich zelfs als de bekroning van het zich ook voor
hen zo lucratief uitpakkende maatschappelijk bestel. Daarin kwamen zij immers
bovendrijven als een superselectie die zich niet eens meer hoefde waar te maken.
Onbezorgd konden ze dat overlaten aan hun Y-adviseurs.
Naar ook met hen overeengekomen normen maakten die ze tot de ultieme top van de
schepping, de kosmisch bedoelde heersers over een overdaad van vrouwen.
Eindelijk iedereen zijn eigen harem. Zelfs het polygame huwelijk raakte even in.
Maar huisman van meerdere zelfbewuste, daadkrachtige en financieel
onafhankelijke vrouwen maakte deze wensdroom al spoedig tot een nachtmerrie. De
vrouwen emancipeerden overvolledig en voegden de
mannen geheel aan zich toe. Die hadden zich maar te wijden aan hun essentie, de
taak waar ze kosmisch nog nodig waren. Een energiek en overvloedig vrouwelijk
wilde ze optimaal consumeren. De man kwam hoog op een voetstuk, werd
onschendbaar en had feitelijk niets meer in te brengen.
De frustraties hierover
manifesteerden zich al snel, eerst als gebruikelijk met geweld en ontrouw, en
vervolgens met kwalen als chronische impotentie en seksstress. Hun
zelfmoordcijfer steeg verontrustend en bracht zelfs het één op tien in gevaar.
Alom bezinning op hun positie. Pogingen om ze weer zinvol aan het werk te
krijgen mislukten. Met niet meer de baas en dus weinig in te brengen maakten ze
er al snel een spelletje van, liepen ze de kantjes er van af. Op de werkvloer
samen met veel te veel waren ze ook snel verleiden. Ze laten doen wat ze leuk
vonden, dan bleven ze liefst thuis wat knutselen en zochten ze kansen in andere
harems. Omdat één vaste de meeste vrouwen ook te saai vonden, om de waardigheid
van de man te herstellen, hief zich elke vorm van verbintenis dan ook snel op.
Met een overgrote meerderheid, ook van hen, werd het schaars mannelijk zwervend
verklaard en door iedereen vrij te bejagen. Deze oplossing liet zich tot ieders
genoegen praktisch volmaakt consolideren. De man kwam op zijn
eindwaarde.
***